Beschrijving :
Bruinrot wordt veroorzaakt door de bacterie Ralstonia solanacearum.
Ras 3, dat in onze streken voorkomt, treft vooral aardappelen en tomaten en is
weinig virulent ten aanzien van andere nachtschadeachtigen. Dit ras vertoont een
optimale ontwikkeling bij een lagere temperatuur (27°C) dan de andere twee
rassen (R1 en 2). Andere waardplanten zijn de onkruiden S. dulcamara, S.
nigrum. De bacterie werd ook vastgesteld in teelten van Pelargonium
hortorum.
Symptomen op het loof :
Het eerste zichtbare symptoom is de verwelking van het loof aan de uiteinden
van de stengels bij hoge temperaturen overdag met herstel gedurende de nacht;
uiteindelijk herstellen de planten niet meer en sterven ze af. Naarmate de
ziekte zich verder ontwikkelt, kan op de stengels een lineaire bruine
verkleuring worden vastgesteld vanaf een hoogte van 2,5 cm boven de grond
waarbij het loof bronskleurig wordt. Daarnaast kan epinastie van de bladstelen
voorkomen. Uit afgebroken of doorgesneden vaatbundels treedt wit bacterieslijm
naar buiten. Dat slijm verschijnt spontaan op het oppervlak van een afgebroken
aardappelstengel ; het vormt slijmdraden als de stengel in een bekerglas met
water wordt gezet. Dergelijke draden worden niet gevormd door andere bacteriën
die aardappelziekten verwekken. Aan de hand van deze test kan dus in de praktijk
een vermoedelijke diagnose worden gesteld.
Symptomen op de knollen :
Er kunnen al dan niet uitwendige symptomen voorkomen, al naargelang van de
mate van ontwikkeling van de ziekte; die symptomen lijken bovendien sterk op die
van ringrot (Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus). R.
solanacearum onderscheidt zich doordat vaak bacterieslijm naar buiten treedt
uit de ogen en uit de naveleinden van besmette knollen. Als dat slijm opdroogt,
blijft ter hoogte van de ogen grond aan de knol kleven. Als de besmette knollen
worden doorgesneden, merkt men een necrose en bruinverkleuring van de
vaatbundelring en het omliggende weefsel tot 0,5 cm rondom de ring. Doorgaans
treedt een roomkleurig bacterieslijm uit de vaatbundelring naar buiten op het
snijvlak. Als men de knol aandrukt, treedt een hoeveelheid ontbonden geel
vaatweefsel en bacterieslijm naar buiten. Planten met door R.
solanacearum veroorzaakte bladsymptomen kunnen gezonde knollen hebben en
planten die geen symptomen van de ziekte vertonen kunnen toch besmette knollen
hebben.
Verspreiding :
De zgn.« lage temperatuur»-stammen die tot ras 3
behoren komen voor in Noord-Europa en in het Middellandse Zeebekken waar zij
aangepast zijn aan koelere temperaturen. In tegenstelling tot het Middellandse
Zeegebied waar de bacteriën grote schade kunnen aanrichten, blijven zij in de
Noord-Europese landen latent aanwezig en veroorzaken er maar weinig teeltschade
(gemiddelde temperatuur in de winter < 10°C).
Anderzijds vormt de grote
veranderlijkheid van de soort die bestaat uit meerdere rassen en stammen met een
al naargelang van de milieuomstandigheden verschillende virulentie een groot
gevaar voor de productie van aardappelen en tomaten in Europa en rond de
Middellandse Zee.
In de natuur verloopt de verspreiding van de bacteriën doorgaans traag. Ras 3
kan echter makkelijk worden verspreid via het oppervlaktewater bij aanwezigheid
van Solanum dulcamara (biterzoet), een plant die optreedt als reservoir
waarin de bacterie in de winter kan overleven en zich daarna in de zomer kan
vermeerderen. Besmet oppervlaktewater kan de infectie verspreiden via beregening
en, in mindere mate, via de toediening van bestrijdingsmiddelen of nog bij
overstroming van aardappelvelden. Het optreden van nieuwe besmettingen hangt
meestal samen met het binnenbrengen van pootgoed waarin de ziekteverwekker in
latente toestand aanwezig is.
Mogelijkheden
op het vlak van bestrijding :
Er bestaat geen middel voor een rechtstreekse
bestrijding. De grote genetische veranderlijkheid van de ziekteverwekker
bemoeilijkt het uitwerken van strategieën die steunen op het gebruik van
bestendige rassen. Rassen kunnen maar een gedeeltelijke bestendigheid vertonen
en tolerante rassen beletten de vermenigvuldiging van de ziekteverwekker niet.
De bestrijding steunt dus hoofdzakelijk op preventieve maatregelen :
gecertificeerd pootgoed gebruiken, pootaardappelen niet doorsnijden, niet
beregenen met oppervlaktewater, zorgen voor een goede teeltwisseling en
opslagplanten vernietigen, onkruid onder controle houden, machines,
vervoermiddelen, materieel en lokalen schoonmaken en ontsmetten, …
Dat de
bacterie in latente toestand overleeft, bemoeilijkt het bedenken van
bewakingssystemen. De efficiëntie daarvan berust immers in ruime mate op een
systematische bemonstering van partijen. Bij middel van bewakingsmaatregelen
(jaarlijkse analyseprogramma’s) kan de afwezigheid van bacteriën worden nagegaan
en kunnen deze, bij besmetting, vroegtijdig worden opgespoord zodat ze snel en
volledig kunnen worden uitgeroeid.
Situatie in België :
In België werden de eerste
uitbraken van bruinrot vastgesteld in 1989. Sindsdien werd een
beschermingsgebied afgebakend en werden reglementaire maatregelen getroffen om
verspreiding van de ziekte tegen te gaan
(zie hoofdstuk "Wetgeving" hieronder). Het
beschermingsgebied omvat 44 gemeenten, ongeveer 200 landbouwbedrijven en 2000 ha
aardappelen.
De maatregelen bestaan vooral in het volgende :
- verbod om gastheerplanten te beregenen met oppervlaktewater,
- monitoring van dat oppervlaktewater,
- verplichte aangifte van alle aardappelteelten vóór 30 april om het FAVV in
staat te stellen een eventueel optreden van de bacterie te controleren.
Dank zij deze bepalingen en het permanente
toezicht dat door het Agentschap op het hele Belgische grondgebied wordt
uitgeoefend, werd de jongste jaren geen enkele besmetting van pootaardappelen
meer vastgesteld. Het laatste geval van besmetting in België werd vastgesteld in
2005 toen een kleine teelt van consumptieaardappelen besmet was.
Mededeling : Herinnering - Maatregelen bruinrot provincies Antwerpen en Limburg : Koninklijk besluit van 26/01/2014 art 5§2, art 6§5 en bijlage VII alsook Ministerieel besluit 23 juli 2014.
Wetgeving :
- M.B. van 23/07/2014 (PDF) tot vaststelling van gebieden bedoeld in artikel 5, § 2 van het koninklijk besluit van 26 januari 2014 betreffende de bestrijding van bruinrot in aardappelen (Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.) (B.S. 15/09/2014)
(Nummer NUMAC - 2014018319 - voor de gecoördineerde wetgeving)
- K.B. van 26/01/2014 (PDF) betreffende de bestrijding van bruinrot in aardappelen (Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.) (B.S. 11/03/2014)
(Nummer NUMAC - 2014018053 - voor de gecoördineerde wetgeving)
|