|
Weetjes over wild
Afdrukbare versie | Laatst bijgewerkt op
18.01.2017
In de winter pakken vele slagers graag uit met hun aanbod aan wild.
Maar wat is “wild” nu eigenlijk? Is wild altijd veilig om te eten? We zetten
enkele feiten op een rijtje. Velen denken dat wild altijd uit de vrije natuur
komt, maar de vlag “wild” dekt meerdere ladingen.
Vrij of gekweekt ?
“Vrij wild” zijn wilde hoefdieren, konijnen, hazen
en andere dieren die voor menselijke consumptie
bejaagd worden. Er is “grof” vrij wild
zoals herten en everzwijnen, en “klein” vrij wild: vrij
vederwild en in vrijheid levende konijnen en hazen. Maar er is ook “gekweekt wild”: gekweekte loopvogels
( struisvogels, ...) en zoogdieren
(herten, everzwijnen, moeflons, …) gehouden in wildparken.
Gekweekte vogels of fazanten, patrijzen, parelhoenders
en kwartels, ….worden beschouwd als pluimvee.
Ook hoefdieren die als landbouwhuisdier gehouden
worden zoals runderen (met inbegrip van buffels en
bizons), varkens, schapen, geiten en eenhoevigen
vallen niet onder de noemer “wild”.
Wordt wild gecontroleerd ?
Alle vlees dat in de voedselketen wordt gebracht,
dus het vlees dat zal worden verkocht in restaurants,
slagerijen, winkels, bij poeliers, enz., moet een keuring
ondergaan.
Hoe gebeurt deze keuring ?
Een eerste onderzoek van het wild gebeurt in het veld
door een jager die is opgeleid en geregistreerd als
gekwalificeerd persoon (GP). Deze GP heeft de taak
om in een eerste keuring, zo snel mogelijk na het doden,
een onderzoek te doen op het dier, o.a. op de
ingewanden. Tot dat onderzoek behoort ook, indien
mogelijk, het gedrag van het dier voor het doden
om zo abnormaal gedrag te kunnen opmerken.
Deze GP is ook verantwoordelijk voor het goede verloop van een aantal
verplichte verrichtingen zoals het verwijderen van
de ingewanden (het ontwijden) in het geval van grof vrij wild, de nodige hygiënemaatregelen, de juiste
manier van vervoer, een staalname voor onderzoek
op trichines (parasitaire rondwormen) en de identificatie
van de karkassen.
Het gedode dier moet dan zo snel mogelijk worden
vervoerd naar een “wildverwerkingsinrichting”, dat
is een inrichting waar het vrij wild en het vlees ervan
klaargemaakt wordt om in de handel gebracht
te worden. Wild dat aan een wildverwerkingsinrichting
wordt afgeleverd moet aan het FAVV ter
keuring worden aangeboden.
De ontwijding van klein vrij wild gebeurt in de
wildbewerkingsinrichting.
De jager mag zijn jachtbuit of een deel ervan voor
eigen consumptie behouden zonder controle maar
dit is op zijn eigen risico.
Ook gekweekt wild wordt uiteraard gekeurd.
Deze keuring komt in grote mate overeen met de
keuring die landbouwhuisdieren ondergaan na
slachting in een slachthuis.
Bewaring in de wildbewerkingsinrichting
Na aankomst in deze inrichting en na het verwijderen
van de ingewanden bij het klein wild moet het
wild worden gekoeld, zo kan het vlees besterven
en malser en zachter worden.
Wat is “adellijk” wild ?
Als het gedode dier met de ingewanden gedurende
10 à 14 dagen aan een temperatuur van 8 à
10°C heeft gehangen dan spreekt men van adellijk
worden of “faisandage”. Dit geeft een typische
“adellijkheidssmaak” die dan weer moet worden
afgezwakt door het marineren van het vlees.
Omwille van de duidelijke risico’s voor voedselintoxicatie
wordt dit niet meer toegepast. Sommige
jagers passen dit misschien nog toe voor de eigen
consumptie, maar dit is dan volledig op eigen risico.

Meer info :
Bron : naar een artikel in Nieuwsbrief FAVV Nr.52, pagina's 4 en 5
|
|
 |