Trichinellose:
Everzwijnen (en varkens) kunnen besmet zijn met Trichinella, een microscopisch kleine parasiet. Indien men rauw, onvoldoende verhit of onvoldoende ingevroren vlees van een besmet everzwijn eet, kan men trichinellose krijgen. De Trichinellalarven bevinden zich als cysten in de spiercellen van het everzwijn. In de zure omgeving van de maag komen de larven vrij, hierna dringen de larven de wand van de dunne darm binnen, waar ze uitgroeien tot volwassen wormen. De irritatie en de ontsteking die dit veroorzaakt, kunnen voor misselijkheid, buikkrampen, braken en diarree zorgen. De vrouwelijke wormen produceren na vijf dagen nieuwe larven die via het lymfe- en bloedvatenstelsel doorheen het lichaam migreren. Dit kan leiden tot koorts, nachtzweten, spierpijn, zwelling rond de ogen en moeheid. De larven kapselen zich in en vormen een cyste in spiercellen (hart, spieren, …).
De klachten kunnen weken tot maanden aanhouden en gaan van mild tot zeer ernstig, afhankelijk van hoeveel larven men opgenomen heeft. Sommige mensen met een Trichinella-infectie zullen er niets van merken, anderen kunnen er blijvende klachten (vb. zenuwstoornissen) en pijn aan overhouden, zelfs sterfte is mogelijk.
Waarom moet men zich bewust zijn van trichinellose en hoe kan men dit vermijden?
Men kan trichinellose oplopen door rauw, onvoldoende verhit of onvoldoende ingevroren vlees van everzwijn te eten dat besmet is met ingekapselde larven van Trichinella, zoals het geval was in België in 2014. Dieren die besmet zijn met deze parasiet zien er niet ziek uit, maar kunnen gedragsveranderingen vertonen, zoals minder actief zijn. De parasieten kunnen niet met het blote oog gezien worden.
Roken, invriezen of pekelen van vlees is niet voldoende om alle Trichinellasoorten te doden. Het is daarom zeer belangrijk dat het vlees voldoende tot in de kern verhit wordt (kerntemperatuur boven de 70°C) en/of voldoende lang ingevroren (10 dagen aan -23°C of 20 dagen aan een temperatuur
van - 15°C).
Monstername voor het Trichinellaonderzoek:
Ook al is het niet steeds wettelijk verplicht, vb. indien het vlees door de jager zelf en zijn gezin verbruikt wordt, toch moedigt het FAVV het Trichinellaonderzoek sterk aan.
Indien het everzwijn bestemd is om te worden afgestaan aan een eindverbruiker is de GP er toe gehouden monsters te nemen voor het Trichinellaonderzoek, deze naar een laboratorium te sturen en het resultaat van dit onderzoek mede te delen aan deze eindverbruiker.
Voor ieder everzwijn is het vereist een monster samen te stellen bestaande uit 3 stalen spierweefsel (spiervlees uit de voorpoot, de tong en het middenrif), voor een totaal van minstens 100g per dier. Deze hoeveelheid die omvangrijk kan lijken, is absoluut noodzakelijk om voldoende materiaal te hebben om eventueel een tweede analyse uit te voeren in geval van twijfel of tegenexpertise.
Het geheel van de 3 stalen van één enkel everzwijn wordt in een waterdicht plastic zakje gestopt (bemonsteringskits zijn verkrijgbaar bij de jachtfederaties) en geïdentificeerd met het nummer van de ingevulde verklaring en ondertekend door de GP. Deze handelingen dienen zo veel maal herhaald te worden als er everzwijnen zijn bestemd voor een eindgebruiker. Monsters kunnen op kamertemperatuur bewaard worden indien zij binnen een korte tijdspanne aan het laboratorium geleverd en onderzocht worden (binnen 2 dagen). Het is echter aanbevolen de monsters steeds gekoeld te bewaren, ook voor een korte bewaartermijn. Voor het bewaren tijdens een periode van 1 tot 3 weken voor onderzoek, moeten de monsters gekoeld worden op +4°C. Voor het langer dan 3 weken bewaren van monsters voor onderzoek, moeten deze ingevroren worden aan -20°C. De monsters moeten bij aankomst in het laboratorium nog ingevroren zijn. Het invriezen en het ontdooien vernietigt nl. het DNA van de Trichinella-larven, wat de identificatie van de soort verhindert.
De stalen worden verzonden naar een erkend laboratorium voor het onderzoek van trichinen aangeduid door het FAVV. |