 |
|
 |
 |

 |
 |
Beschrijving van de ziekte |
|
|
Q-koorts is een bacterieziekte die wordt veroorzaakt door Coxiella burnetii. Verschillende diersoorten zijn gevoelig voor deze ziekte. Herkauwers zijn de belangrijkste gastheren. De ziekte kan eveneens op de mens worden overgedragen en houdt meer risico in voor de volksgezondheid dan voor de diergezondheid. |
 |
 |
Klinische symptomen |
|
|
Bij herkauwers verloopt de aandoening over het algemeen asymptomatisch. Bij geiten en schapen kan dit in de laatste periode van de dracht abortussen, vroeggeboorte en geboorte van een zwak lam of geitenjong veroorzaken. Bij runderen kan de aandoening gepaard gaan met metritis, onvruchtbaarheid en abortussen.
Bij de mens verloopt de aandoening in 60% van de gevallen asymptomatisch. De andere 40% ontwikkelt een acute vorm van de ziekte gekenmerkt door een pseudogriepsyndroom met eventuele complicaties voor de longen, lever en, bij zwangere vrouwen, gevaar voor de zwangerschap.
De infectie kan ook chronisch worden met symptomen van endocarditis, vasculaire stoornissen en terugkerende stoornissen bij zwangerschap. Personen met immunodeficiëntie, zwangere vrouwen en personen met cardiovasculaire aandoeningen worden beschouwd als risicogroep voor het ontwikkelen van de chronische vorm van de ziekte. |
 |
 |
Overdracht van de ziekte |
|
|
Besmette dieren gaan de bacterie uitscheiden in melk, urine, feces, vaginaal slijm, sperma en vooral in vruchtwater en placentair weefsel. Dieren scheiden voornamelijk zeer grote hoeveelheden bacteriën uit bij het verwerpen en in mindere mate tijdens het werpen of via hierbij betrokken materiaal. Ze kunnen nadien opnieuw kiemen uitscheiden op onregelmatige tijdstippen. De uitscheiding verloopt heel verschillend van dier tot dier en de besmette dieren blijven meestal levenslang drager en verspreider van de bacterie. De uitgescheiden kiemen kunnen zeer goed in de omgeving overleven.
De besmetting van andere dieren of mensen vindt voornamelijk via de omgeving plaats, door inademing van stof of aerosol afkomstig van geboorteweefsels (nageboorte, vliezen e.d.), verwerpingen, besmette weilanden, stallen, kledij, wol, …. Deze aërogene overdracht gebeurt heel makkelijk, slechts een zeer kleine hoeveelheid bacteriën volstaat om te worden besmet. De besmetting kan ook oraal gebeuren door het consumeren van rauwe melk of producten op basis van rauwe melk of het eten van geboortemateriaal (door vossen, honden, katten e.d.). Dergelijke orale besmetting komt echter minder vaak voor. |
 |
 |
Preventie- en bestrijdingsmaatregelen |
|
|
De preventie- en bestrijdingsmaatregelen worden opgelegd in het MB van 11 mei 2011 houdende maatregelen ter bestrijding van Coxiella burnetii bij schapen en geiten en houdende wijzigingen van lijst II van bijlage I van het koninklijk besluit van 22 mei 2005 houdende maatregelen voor de bewaking en de bescherming tegen bepaalde zoönoses en zoönoseverwekkers.
Voor de detectie van Coxiella burnetii op bedrijven met schapen of geiten worden volgende onderzoeken opgelegd:
- Een tweemaandelijkse monitoring van tankmelk van alle bedrijven met melkgeiten en/of melkschapen
- Een verplichte melding door de verantwoordelijke van elke abortus of doodgeboren lam aan de dierenarts
Voor de monitoring worden, waar mogelijk, monsters onderzocht die overgemaakt worden aan MCC of Comité du lait in het kader van de kwaliteitscontrole. Indien dergelijke monsters niet beschikbaar zijn, neemt het FAVV zelf de monsters tankmelk voor onderzoek.
Bij elke abortus of doodgeboorte wordt de placenta en de foetus of het doodgeboren lam direct in een zak of recipiënt geplaatst dat hermetisch afgesloten wordt. De verantwoordelijke meldt de abortus of doodgeboorte aan de dierenarts en verzoekt de dierenarts een bloedmonster te nemen van het dier dat aborteerde en dit samen met de placenta, de geaborteerde foetus of het doodgeboren lam over te maken aan DGZ of ARSIA voor onderzoek op Coxiella burnetii. Indien geen foetus of placenta beschikbaar is, neemt de dierenarts een droge vaginale swab bij het dier dat aborteerde. Er kan hierover meer informatie bekomen worden bij DGZ of ARSIA.
Indien in een van bovengenoemde monsters Coxiella burnetii kan teruggevonden worden, wordt het bedrijf als besmet verklaard door het FAVV en worden volgende maatregelen opgelegd:
- De toegang tot de stallen en de contacten met de dieren door andere personen dan deze nodig voor de bedrijfsvoering zijn verboden tot aan volgende voorwaarden wordt voldaan:
- De lammerperiode is beëindigd of indien er continu gelammerd wordt, er 1 jaar verlopen is sinds het laatste niet-conforme resultaat;
- De aanwezige mest verwijderd is uit alle stallen;
- De stallen en andere mogelijks gecontamineerde lokalen gereinigd en ontsmet werden met toegelaten producten die werkzaam zijn tegen Coxiella burnetii.
- De rauwe melk of rauwmelkse producten van de diersoort verantwoordelijk voor het niet-conforme monster van tankmelk, worden thermisch behandeld in de inrichting waarbij de uitschakeling van Coxiella burnetii gegarandeerd wordt, of worden geleverd aan een inrichting die een dergelijke behandeling garandeert. Deze maatregel blijft van toepassing tot een nieuw monster van tankmelk de aanwezigheid van Coxiella burnetii niet meer kan aantonen of tot alle dieren gevaccineerd zijn (zie volgend punt).
- alle aanwezige geiten van het beslag worden verplicht gevaccineerd tegen Coxiella burnetii binnen de 6 maanden na vaststelling van de besmetting. Op het ogenblik dat alle geiten die in aanmerking komen voor vaccinatie gevaccineerd zijn, wordt de verplichte pasteurisatie van de melk opgeheven;
- bij sanitaire leegstand worden de ruimten waar de schapen en geiten verbleven hebben grondig gereinigd en ontsmet met producten en toegelaten biociden die werkzaam zijn tegen Coxiella burnetii. Bij de reiniging wordt aerosolvorming zoveel als mogelijk vermeden. Deze maatregel blijft van toepassing voor een periode van 1 jaar vanaf het laatste niet-conform resultaat.
- de mest wordt gecomposteerd voor deze verspreid wordt, behalve als deze onmiddellijk zal ondergewerkt worden op de akkers van het bedrijf. De mest mag niet verspreid worden in stedelijke gebieden of in tuinen en bij droog en/of winderig weer. De mest moet bevochtigd worden voor de behandeling of manipulatie om stofvorming te vermijden. Deze maatregel blijft van toepassing voor een periode van 1 jaar vanaf het laatste niet-conform resultaat.
- een schaap of geit dat geaborteerd heeft, wordt afgescheiden van de overige dieren voor een periode van 30 dagen of tot het resultaat van het abortusonderzoek Coxiella burnetii als oorzaak uitsluit. Een dergelijk dier mag het beslag niet verlaten in de periode van afzondering, tenzij om rechtstreeks te worden afgevoerd naar het slachthuis. Deze maatregel blijft van toepassing voor een periode van 1 jaar vanaf het laatste niet-conform resultaat.
|
 |
 |
Toestand in België |
|
|
Coxiella burnetii komt waarschijnlijk endemisch voor in België, maar geeft weinig aanleiding tot klinische uitbraken. Onderzoek van tankmelk afkomstig van melkkoebedrijven uit het zuiden van België heeft een prevalentie van 60-70% aangetoond. Deze prevalentie moet op het niveau van het bedrijf worden geïnterpreteerd en geeft de blootstelling aan de kiem weer. Het onderzoek van serum van runderen die een abortus hebben gehad, toonde een prevalentie van minder dan 5%.
Ook loopt sinds eind 2009 een bewakingsprogramma op melkschapen- en melkgeitenbedrijven waarbij om de twee maanden de tankmelk van elk melkschapen- of melkgeitenbedrijf onderzocht wordt. Tevens wordt elke verdachte abortus bij geiten, schapen of runderen onderzocht. De aanwezigheid van de bacterie werd zo aangetoond op verscheidene geitenbedrijven. Deze bedrijven moeten daarom al de geproduceerde melk pasteuriseren, en dit zo lang als de dieren van het positieve bedrijf niet zijn gevaccineerd. |
 |
 |
Toestand in het buitenland |
|
|
Coxiella burnetii is wereldwijd aanwezig, met uitzondering van Nieuw-Zeeland. Deze bacterie is over het algemeen de oorzaak van sporadische en plaatselijke uitbraken van de ziekte. Enkel de toestand in Nederland in de periode van 2007-2010 vormde een uitzondering op deze regel. Zij werden in die periode geconfronteerd met een explosie van humane gevallen van Q-koorts.
|
|
|

|
 |
 |