Besmettingswegen
Meestal geraken runderen besmet door de opname van besmet voedsel of het drinken van besmet water. Een kalf kan in de baarmoeder besmet worden door de slijmvliezen of kan na de geboorte besmet geraken door het drinken van besmette biest of melk.
De bacterie kan ook binnendringen via de huid ter hoogte van de poten, de uier, en via ogen en ademhalingswegen.
Een besmet rund zal bij een verwerping of een kalving enorme hoeveelheden kiemen uitscheiden o.a. via het vruchtwater, het geboortemateriaal en de urine.
Het gebruik van een besmette stier bij natuurlijke dekking kan eveneens de infectie overbrengen.
Van besmetting naar ziekte
De opgenomen kiemen bereiken de lymfeknopen en nadien het bloed van waaruit ze verspreid kunnen worden over alle organen. De ontwikkeling van symptomen kan traag verlopen. De kiemen kunnen maanden, of zelfs jaren in de lymfeknopen latent aanwezig blijven voor ze zich verder in het dier verspreiden en zichtbare ziektetekens veroorzaken. Tijdens deze latente fase van de kiem, kan een bloed- of melkanalyse nog negatief zijn.
Bij volwassen dieren gaat de eerste bacteriëmie (verspreiding van de kiemen via het bloed) doorgaans onopgemerkt voorbij hoewel soms lichte klinische stoornissen optreden (matige koorts, gebonden nageboorte,…). Deze bacteriëmie houdt bij de meeste dieren vrij lang aan, maar verdwijnt ook geregeld om dan later weer met wisselvallige tussenpozen op te duiken, vaak bij dieren die drachtig zijn.
Bij zo’n bacteriëmie vestigen de brucella’s zich in diverse organen en dan vooral in de drachtige baarmoeder, de uier, de teelballen, het beenmerg, de milt, de lever, de lymfeknopen, de peesscheden, de slijmbeurzen en de gewrichten.
De bacteriën kunnen op deze plaatsen blijven zonder enig zichtbaar symptoom (men spreekt dan van een latente infectie), hetzij aanleiding geven tot merkbare stoornissen die variëren naargelang de getroffen organen (bijv; kreupelheid, teelbalontsteking,…).
Indien het om drachtige dieren gaat, vinden de brucella’s voornamelijk hun weg naar de moederkoek, de vruchtvliezen en de foetus. De vrucht sterft daarbij meestal af (nog in de baarmoeder of kort na de geboorte). Dit veroorzaakt tegelijk een necrotische placentitis die in de meeste gevallen aanleiding geeft tot verwerpen en tot vergroeiingen die verklaren waarom de nageboorte niet loskomt. Verwerpen kan in elk stadium van de dracht voorkomen, doch meestal gebeurt dit rond de 6e of de 7e maand.
Aan te stippen valt dat bij iedere verwerping +/- 13.000 miljard brucella’s in het externe milieu terechtkomen.
Wanneer een besmet rund opnieuw drachtig wordt, kan zij opnieuw verwerpen of wordt de dracht voltrokken.
De kiemen zullen zich bij elke kalving of verwerping via de vaginale secreties verspreiden. In de niet drachtige periodes kan de kiem aanwezig blijven in de baarmoeder gedurende maanden of zelfs jaren. Daarbij kan tijdens de bronst opnieuw een uitscheiding van kiemen gebeuren.
Intussen heeft de kolonisering van de uier vaste vorm gekregen voor een periode van veranderlijke en soms zeer lange duur, wat de besmetting van de melk veroorzaakt.
Een levensvatbaar kalf, geboren uit een besmette moeder, blijft vaak zijn hele leven lang drager en kan vanaf geslachtsrijpe leeftijd op zijn beurt de kiemen gaan verspreiden. De aankoop van vrouwelijke kalveren van onbekende oorsprong is dus niet zonder risico.
|