 |
GGO’s kunnen worden gedefinieerd als organismen (en micro-organismen) waarvan
het genetisch materiaal (DNA) zodanig veranderd wordt dat dit niet bij
vermeerdering of bij natuurlijke recombinatie gebeurt. Deze techniek, vaak
“moderne biotechnologie” of “genetische technologie” genoemd, soms ook
“recombinant DNA-technologie” of “genetische engineering” genoemd, maakt het
mogelijk om geselecteerde genen van een organisme naar een ander, of tussen
verschillende soorten, over te brengen.
Genetische engineering, dat voor de
eerste maal in de jaren ’70 werd toegepast, is een van de meest recente methodes
om nieuwe eigenschappen in micro-organismen, planten en dieren in te brengen. In
tegenstelling tot andere methodes voor genetische verbetering, wordt de
toepassing van deze technologie strikt gereglementeerd. Vooraleer een product of
een genetische gemodificeerd organisme (GGO) op de EG-markt kan worden gebracht,
moet het aan een goedkeuringsprocedure worden onderworpen, waarbij de impact op
de veiligheid van mens, dier en leefmilieu zorgvuldig wordt
geëvalueerd.
De meest courante soorten GGO’s zijn de genetische
gemodificeerde plantensoorten, waaronder variëteiten van maïs, soja, koolzaad en
katoen. Deze variëteiten werden voornamelijk genetisch gemodificeerd om tegen
sommige insecten bestand te zijn en een zekere tolerantie voor specifieke
onkruidverdelgers te bieden.
|