Voedingsmiddelen verpakt onder gemodificeerde of
beschermende atmosfeer zitten in een verpakking
waarin de lucht vervangen werd door een toegelaten
gas of gasmengeling.
Gassen die gebruikt worden in verpakkingen in het kader van levensmiddelen onder beschermende atmosfeer of gemodificeerde atmosfeer worden beschouwd als additieven. Ze zijn toegelaten door de Verordening (EG) Nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16/12/ 2008 inzake levensmiddelenadditieven (lijst van toegelaten gassen wordt vermeld in deze verordening: ).
Doorstraling of ionisatie zijn geen behandelingen die verband houden met gassen gebruikt in verpakkingen. Ze zijn onderworpen aan een andere regelgeving.
“Normale” lucht bestaat voornamelijk uit stikstof en
zuurstof. Het is de zuurstof die aan de basis ligt van
veranderingsprocessen bij voedingswaren (oxidatie,
ranzig worden, …). Sommige soorten micro-organismen,
de zogenaamde “aërobe”, hebben zuurstof
nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Door het
aandeel aan zuurstof te verminderen dat met het
voedingsmiddel in contact komt, slaagt de industrie
erin om de bewaarduur aanzienlijk te verlengen.
Meestal moeten deze levensmiddelen toch nog koud
bewaard worden, wat de ontwikkeling van de microorganismen
nog eens vertraagt. De uiterste gebruiksdatum
(te gebruiken tot of TGT) van levensmiddelen
die onder gecontroleerde atmosfeer verpakt zijn
is dus langer. Het is de fabrikant die deze uiterste
gebruiksdatum vastlegt, bijvoorbeeld in functie van
verouderingstesten of de resultaten van microbiologische
analyses. Hij garandeert dat het product geen
risico voor de consument inhoudt als het bij de juiste
temperatuur bewaard wordt.
Eenmaal de uiterste gebruiksdatum overschreden
mag het niet meer geconsumeerd worden en is de
verkoop ervan verboden.
Bron : Nieuwsbrief FAVV Nr.47, pagina
8 |